Tagarchief: pierre bourdieu

Artikel in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde

Samen met Sander Bax, Jeroen Dera en Anne Oerlemans publiceerde ik het artikel “Het literaire veld als schema. Actuele kanttekeningen bij een dominant model in de neerlandistiek” in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (138.2, 2022, p. 164-180).

Lees het artikel hier online (open access).

Collega Gaston Franssen schreef een uitgebreide, kritische, genuanceerde en opbouwende reactie op ons artikel in hetzelfde tijdschrift (lees dat artikel hier, ook open access).

De inleiding van ons artikel gaat als volgt:

In 2021 was het vijftien jaar geleden dat  (2006) verscheen, het boek waarin de Groningse modern letterkundige Gillis J. Dorleijn en de Tilburgse cultuursocioloog Kees van Rees een weerslag gaven van het door nwo gefinancierde onderzoek dat sinds de jaren negentig had plaatsgevonden binnen het aandachtsgebied ‘Literatuuropvattingen in het perspectief van het literaire veld’. Het project en allerlei uitvloeisels daarvan hebben een grote invloed gehad op de letterkundige neerlandistiek. Toen hoogleraren moderne Nederlandse letterkunde Jos Joosten en Thomas Vaessens in 2004 de balans van het vak opmaakten, stelden ze vast dat de Franse socioloog Pierre Bourdieu, wiens veldtheorie een sterke invloed heeft gehad op de ‘institutionele literatuursociologie’ die in  centraal staat, veruit de vaakst geciteerde theoreticus was binnen de letterkundige neerlandistiek (Joosten & Vaessens 2004).

In de jaren sinds het verschijnen van het boek is er veel veranderd in de literatuur, zowel in de literaire infrastructuur als in de neerlandistiek. Dat roept de vraag op in hoeverre de inzichten uit  (nog) adequaat zijn om de ontwikkelingen rond de literaire infrastructuur te kunnen analyseren, duiden en begrijpen. In deze beschouwing bekijken wij wat de consequenties van die ontwikkelingen zijn voor de manier waarop het door Dorleijn en Van Rees gepresenteerde schema van het literaire veld aan het eind van de twintigste eeuw (zie Figuur 1) de literaire infrastructuur weergeeft. Nadat we dit schema uitvoeriger hebben geïntroduceerd, staan we in eerste instantie stil bij de vraag welke fenomenen erin ontbreken, zowel vanuit contemporain als historisch perspectief. Vervolgens signaleren we – vanuit onze eigen standplaatsgebondenheid – dat het schema, zoals dat in  wordt voorgesteld en uitgewerkt, een minder objectieve weergave van de literaire infrastructuur is dan Dorleijn en Van Rees het doen voorkomen. Zo is het schema niet verfijnd genoeg om de complexiteit van de literaire infrastructuur te analyseren en daarmee homogeniserend van aard. Ook lijkt het schema vanuit een top-downperspectief op de literaire infrastructuur tot stand gekomen.

We vinden het van belang deze discussie te openen en onze kanttekeningen te publiceren, omdat er in het vakgebied een overkoepelende tekst ontbreekt waarin het schema van Dorleijn en Van Rees vanuit een actueel perspectief tegen het licht wordt gehouden.In die zin hopen we dat deze bijdrage van pas komt in het onderwijs aan studenten Nederlandse literatuur op bachelor- en masterniveau en leraren Nederlands in opleiding.

Lees het volledige artikel hier.