Samen met Tsead Bruinja, Kiki Coumans, Maarten van der Graaff en Alfred Schaffer mag ik plaatsnemen in de jury van de P.C. Hooftprijs 2024. Ik zal de voorzitter zijn van de jury.
Veel zin in!

Als nieuwe Opleidingscoördinator van de BA Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht liet ik samen met collega Marieke van Steijn, UU-cameraman Hans Schuurman en studenten Pieternel Pompe, Ümmünur Özel, Henrik Laban, Rashid Mohammad Hosseini en Jaël Staverden, twee gloednieuwe video’s over de opleiding Nederlandse taal en cultuur maken.
Zie hier hoe onze studenten schitteren als filmsterren (en op die pagina’s vind je ook informatie over hoe je je kunt aanmelden voor onze Open Dagen aankomende vrijdag 18 november 2022 (online) en zaterdag 19 november 2022 (fysiek)):
Mooi nieuws! Sinds 1 augustus 2022 ben ik de nieuwe Opleidingscoördinator van de bacheloropleiding Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit Utrecht. Deze nieuwe functie bekleed ik binnen mijn bestaande baan en ik heb er veel zin in!
Ook ben ik me bewust van mijn privileges binnen de muren van de universiteit. Ik ben kort geleden UD (universitair docent) geworden, wat betekent dat ik voor het eerst in 8 jaar een vast contract heb en voor het eerst in 4 jaar betaalde onderzoekstijd. Het voelt echt als ‘ontsnappen’, namelijk ontsnappen aan een systeem waarin heel veel jonge mensen (vooral jonge vrouwen) als docent werken zonder vast contract, zonder betaalde onderzoekstijd en met een hoge werkdruk. Ik ga mijn stem blijven gebruiken over deze problematiek, ook/vooral nu ik eraan ontsnapt ben.
(Mocht je meer willen lezen over de problematische situatie rond tijdelijke contracten aan Nederlandse universiteiten, dit zijn twee goede stukken:
Door Suze Zijlstra : https://lnkd.in/eCXMdxRi
Door Ilse Josepha Lazaroms : https://lnkd.in/eEy9Wwgk )
Het gebeurde een tijdje geleden alweer: het 3000ste gedicht werd aangemeld op Straatpoezie.nl, de crowdsourcingswebsite die ik in de Poëzieweek van 2017 lanceerde in het kader van het doctoraatsonderzoek dat ik bij Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht deed naar ‘poëzie buiten het boek’.
In november 2018 werd het 2000ste gedicht toegevoegd en daar schreef ik toen dit stuk over voor Neerlandistiek.nl. Nu zijn we alweer bijna vier jaar verder – mijn proefschrift Poëzie buiten het boek. De circulatie en het gebruik van poëzie (2021) heb ik ondertussen verdedigd en gepubliceerd als open access e-boek – en is de teller op Straatpoezie.nl dus de 3000 gepasseerd.
Het 3000ste gedicht is een mijlpaal voor Straatpoezie.nl en vormt een moment om een blik te werpen op de stand van zaken. Wat kan er tot nu toe geconcludeerd worden?
Samen met Sander Bax, Jeroen Dera en Anne Oerlemans publiceerde ik het artikel “Het literaire veld als schema. Actuele kanttekeningen bij een dominant model in de neerlandistiek” in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (138.2, 2022, p. 164-180).
Lees het artikel hier online (open access).
Collega Gaston Franssen schreef een uitgebreide, kritische, genuanceerde en opbouwende reactie op ons artikel in hetzelfde tijdschrift (lees dat artikel hier, ook open access).
De inleiding van ons artikel gaat als volgt:
In 2021 was het vijftien jaar geleden dat De productie van literatuur. Het Nederlandse literaire veld 1800-2000 (2006) verscheen, het boek waarin de Groningse modern letterkundige Gillis J. Dorleijn en de Tilburgse cultuursocioloog Kees van Rees een weerslag gaven van het door nwo gefinancierde onderzoek dat sinds de jaren negentig had plaatsgevonden binnen het aandachtsgebied ‘Literatuuropvattingen in het perspectief van het literaire veld’. Het project en allerlei uitvloeisels daarvan hebben een grote invloed gehad op de letterkundige neerlandistiek. Toen hoogleraren moderne Nederlandse letterkunde Jos Joosten en Thomas Vaessens in 2004 de balans van het vak opmaakten, stelden ze vast dat de Franse socioloog Pierre Bourdieu, wiens veldtheorie een sterke invloed heeft gehad op de ‘institutionele literatuursociologie’ die in De productie van literatuur centraal staat, veruit de vaakst geciteerde theoreticus was binnen de letterkundige neerlandistiek (Joosten & Vaessens 2004).
In de jaren sinds het verschijnen van het boek is er veel veranderd in de literatuur, zowel in de literaire infrastructuur als in de neerlandistiek. Dat roept de vraag op in hoeverre de inzichten uit De productie van literatuur (nog) adequaat zijn om de ontwikkelingen rond de literaire infrastructuur te kunnen analyseren, duiden en begrijpen. In deze beschouwing bekijken wij wat de consequenties van die ontwikkelingen zijn voor de manier waarop het door Dorleijn en Van Rees gepresenteerde schema van het literaire veld aan het eind van de twintigste eeuw (zie Figuur 1) de literaire infrastructuur weergeeft. Nadat we dit schema uitvoeriger hebben geïntroduceerd, staan we in eerste instantie stil bij de vraag welke fenomenen erin ontbreken, zowel vanuit contemporain als historisch perspectief. Vervolgens signaleren we – vanuit onze eigen standplaatsgebondenheid – dat het schema, zoals dat in De productie van literatuur wordt voorgesteld en uitgewerkt, een minder objectieve weergave van de literaire infrastructuur is dan Dorleijn en Van Rees het doen voorkomen. Zo is het schema niet verfijnd genoeg om de complexiteit van de literaire infrastructuur te analyseren en daarmee homogeniserend van aard. Ook lijkt het schema vanuit een top-downperspectief op de literaire infrastructuur tot stand gekomen.
We vinden het van belang deze discussie te openen en onze kanttekeningen te publiceren, omdat er in het vakgebied een overkoepelende tekst ontbreekt waarin het schema van Dorleijn en Van Rees vanuit een actueel perspectief tegen het licht wordt gehouden.1In die zin hopen we dat deze bijdrage van pas komt in het onderwijs aan studenten Nederlandse literatuur op bachelor- en masterniveau en leraren Nederlands in opleiding.
Voor het 30-jarige jubileum van Neerlandistiek.nl vroeg het platform een groot aantal neerlandici wat voor hun het belangrijkste inzicht is uit de neerlandistiek waar iedereen van op de hoogte zou moeten zijn. De onderwerpen van deze inzichten zijn bijna even divers als hun inzenders die van jong tot oud uit binnen- en buitenland komen.
In dat kader schreef ik een bijdrage onder de kop ‘De drager van taal maakt uit’.
Wat was dit een feest! Babs Gons vroeg mij het programma rond haar Abraham Kuyperlezing te hosten tijdens het Déjà VU Festival in Amsterdam op 16 juni 2022.
Babs Gons droeg een deel voor uit haar boek over spoken word, Rachel Rumai Diaz en Onias Landveld traden op met spoken word, Shishani verzorgde de muziek en Wim Manuhutu en Kathleen Ferrier reageerden op de lezing van Babs Gons.
Simone Langejan interviewde mij voor de rubriek ‘Hoe is het nu met?’ in het Utrechtse Algemeen Dagblad en Angeliek de Jong lukte het om een portret van mij te maken terwijl mensen in het wild keken naar poëzie in wild 🙂
Als je een abonnement hebt op het AD, kun je het resultaat hier lezen.
Deze week mocht ik een uur lang op Radio 1 (Omroep Zwart) vertellen over mijn onderzoek naar poëzie. Elif Kan stelde geweldige vragen. Het gesprek werd ’s nachts tussen 02:00 en 03:00 uur uitgezonden en is hier terug te luisteren.
Aan het eind van het gesprek belden enkele luisteraars in. Sommigen waren geschrokken van mijn definitie van poëzie en vonden dat poëzie altijd moet rijmen. Andere luisteraars droegen uit het hoofd Friestalige straatpoëzie voor, legden uit waarom songteksten poëzie kunnen zijn en vertelden prachtig over de kracht van spoken word.
Ik mocht ook de muziek uitkiezen en ik koos voor nummers van Roosbeef, Eefje de Visser en Spinvis. Daarnaast droeg ik poëzie voor van Meliza de Vries, Ester Naomi Perquin en Ellen Warmond, liet ik poëzie horen van Babs Gons, tipte ik boeken van Ellen Deckwitz en uit de reeks woorden temmen én ik raadde de luisteraars De Poëziepodcast aan van Daan Doesborgh.
Vandaag is het tweede onderzoeksrapport in de reeks Ongelijk maar eerlijk gepubliceerd. Ik schreef beide delen in opdracht van het Overleg Literaire Organisatoren, Vlaams-Nederlands huis deBuren, de Vlaamse Auteursvereniging en Literatuur Vlaanderen.
Het tweede deel presenteert de resultaten van mijn onderzoek naar eerlijke betaling in het Vlaamse literaire veld, dit keer met focus op de literaire makers. Het eerste onderzoeksrapport kende een focus op de literaire organisatoren.
Dankzij de openheid van alle deelnemers aan dit nieuwe onderzoek kunnen weer nieuwe stappen gezet worden om meer duidelijkheid te creëren in de literaire sector over de correcte verloning van literaire makers. Omdat ik fair practice en fair pay zeer belangrijke thema’s vind, ben ik blij dat ik beide rapporten heb kunnen schrijven in opdracht van organisaties die de situatie ook echt kunnen veranderen.
Hier vind je informatie over het tweede onderzoeksrapport.
Hier vind je informatie over beide rapporten in de reeks Ongelijk maar eerlijk.